Een aantal maanden na de eerste versie van het Nederlandse Klimaatakkoord en een aantal jaar na het akkoord in Parijs is het zover: het kabinet presenteerde afgelopen vrijdag het nieuwe Nederlandse Klimaatakkoord. Ten opzichte van wat de Klimaattafels in 2018-2019 hebben bedacht, zijn er een aantal belangrijke en mijns inziens noodzakelijke wijzigingen. In de afgelopen periode toonden de coalitiepartijen weinig ‘feeling’ met het sentiment in de samenleving. Burgers zagen de klimaatvoorstellen als bedreigend, de rekening kwam niet terecht bij de grote vervuilers en toen viel ook nog eens de energierekening 300 euro hoger uit.
Het waren precies deze politiek onhandige bewegingen die het draagvlak onder het akkoord hebben doen afnemen van circa 73 procent bij de lancering van het eerste akkoord tot net onder 50% rond de verkiezingen voor de provinciale staten en daarmee indirect de Eerste Kamer. De gevolgen daarvan werden met de uitslagen van deze verkiezingen meer dan helder. In mijn eigen omgeving merkte ik het ook. Ik ben ontelbaar keer aangesproken met: ‘Sven, ik vind ook dat we wat aan het klimaat moeten doen, maar dit gaat toch veel te hard en te ver?’. Deze storm lijkt nu gaan liggen. In de woorden van Minister Wiebes bij de lancering van het nieuwe Klimaatakkoord:
‘’Het akkoord is ambitieuzer dan we hadden gedacht, maar ook aanzienlijk goedkoper dan we een jaar geleden nog dachten en het is voor de mensen betaalbaarder dan we in december nog dachten – We nemen een voortrekkersrol in de transitie en we gaan iedereen verleiden om mee te doen.’’
Eerlijk, haalbaar en betaalbaar zijn de kernbegrippen, aldus minister Wiebes. Goed, daar kan ik in gesprekken met professionals en vrienden wel wat mee, maar wat zijn dan die maatregelen die we mogen verwachten? Hij dus vijf belangrijkste punten uit het Klimaatakkoord voor de gebouwde omgeving mijn commentaar op deze punten. Ik benoem daar bewust niet de maatregelen die eigenlijk onveranderd zijn gebleven, zoals bijvoorbeeld de wijkgerichte aanpak, de regierol voor de gemeenten en het uitfaseren van aardgas.
1. De energierekening voor huishoudens daalt in 2020 en stijgt daarna geleidelijk
De belasting op de energierekening van huishoudens gaat volgend jaar (2020) met 100 euro omlaag. Dit is een direct gevolg van de fout die maakte dat de energierekening meer dan 300 euro steeg. Een deel van de kosten wordt nu betaald door de industrie die in haar energierekening onder andere meer ODE (Opslag Duurzame Energie) gaat betalen. Vanuit deze inkomsten worden subsidies zoals de SDE++ betaald.
Een interessante stap, alleen blijft de trend van stijgende energielasten vanaf 2021 doorzetten. Dit heeft te maken met voorgenomen stapsgewijze verhoging van de belasting op aardgas. Deze maatregel wordt gecombineerd met een lagere belasting op elektriciteit zodat het dubbel zo interessant wordt om het gas uit de woning te halen ten gunste van bijvoorbeeld een warmtepomp. Alleen zolang de meeste mensen nog voornamelijk gas gebruiken om hun huis te verwarmen zal dit zeker een stijging van de lasten met zich meebrengen.
In Nederland hebben we jarenlang gebruik gemaakt van goedkope energie. Die tijd is voorbij en de prijzen zijn ten opzichte van bijvoorbeeld 2014 al flink gestegen. Toen betaalden we voor gas dezelfde prijs als Roemenen. Dit roept bij mij de vraag op: wanneer klikken we die woonlastenneutraliteit vast? Doen we dat met prijzen van 2014, 2019 of 2024? Het is namelijk makkelijk om een business case te maken voor aardgasvrij als we uitgaan van een sterk gestegen aardgasprijs in 2024, maar of dat betaalbaar is voor Nederlanders, dat is een tweede.
2. Woonlastenneutraal hangt samen met draagvlak en betaalbaarheid
Een belangrijk punt voor de gebouwde omgeving is de betaalbaarheid van maatregelen, zoals aardgasvrij. In de kamerbrief over het Klimaatakkoord komt het woord ‘woonlastenneutraal’ dan ook vier keer voor. Kostenreducties van 20 tot 40 procent zijn hierbij noodzakelijk om de transitie betaalbaar te houden. Aanvullend zijn subsidies, leningen en aanpassingen in de energiebelasting noodzakelijk om uiteindelijk op woonlastenneutraal voor huishoudens uit te komen.
In dezelfde kamerbrief wordt gesproken over de noodzaak van draagvlak voor de transitie. Vandaar zijn zorgvuldige wijkaanpakken met ondersteuning van huiseigenaren noodzakelijk met de mogelijkheid de investeringen terug te verdienen. Een van de concrete acties die het Kabinet onderneemt, is de oprichting van een warmtefonds waar jaarlijks 50 tot 80 miljoen voor uitgetrokken wordt. Dit warmtefonds stelt particulieren dan in staat geld te lenen voor de duurzame investeringen. Waarschijnlijk blijven tot aan 2030 subsidieregelingen en leningen beschikbaar, waaronder mogelijk in aangepaste vorm de ISDE regeling.
Het zijn niet deze steunmiddelen, maar de ‘belofte’ van woonlastenneutraal waar ik mijn vraagtekens bij zet. Zoals ik al aangaf, woonlastenneutraal ten opzichte van 2014 of de energiekosten van 2024? Daar komt bij dat ik de rekensom pure utopie vind. 100% duurzaam + 100% comfort + 100% betaalbaar ≠ 100% haalbaar. Bij alle eerdere energietransities, zoals onze overstap op aardgas, gingen ook de kosten omhoog en moesten mensen zelf betalen voor hun nieuwe apparatuur. Daar kreeg men meer comfort en gadgets in de keuken voor terug. Dit was toen dan ook een deal waar mensen ook graag meer voor wilden betalen. Mijn vermoeden is dat we nog terug zullen komen op de woonlastenneutrale focus.
3. Woningcorporaties zijn als startmotor onmisbaar, maar is er genoeg brandstof?
Woningcorporaties bezitten 30% van de woningen in Nederland. Met hun professionele en sociale bril op zijn zij dan ook de ideale partner om te energietransitie in de (bestaande) gebouwde omgeving op gang te brengen. Zonder de massa van de corporaties zijn die kostenreducties van 20 tot 40 procent een utopie. De ambities van de Rijksoverheid liegen er niet om. 30.000 tot 50.000 woningen per jaar van het aardgas af voor het eind van deze kabinetsperiode, meer samenwerken met de wijkaanpakken, meer nieuwbouw en oh ja, het liefst woonlastenneutraal.
De woningcorporaties zijn op dit moment een startmotor zonder brandstof. Met grote regionale verschillen (West Nederland, vooral de randstad kent ‘arme’ corporaties) en sterk toegenomen lastendruk door de verhuurderheffing, ATAD en vennootschapsbelasting lijken extra middelen en afspraken noodzakelijk. En dan hebben we het nog niet eens over de toegenomen leefbaarheidsvragen en de nieuwbouwopgave.
De komende periode zal uitwijzen of er extra middelen beschikbaar komen voor de startmotor. Aedes en de Rijksoverheid voeren op dit moment een onderzoek uit naar de haalbaarheid van de opgave op lange termijn. Dit komt voort uit een motie die in 2018 is aangenomen. Met verschillende scenario’s wordt gekeken naar deze ontwikkelingen met de vraag of de corporaties dan wel genoeg middelen hebben. Het mag duidelijk zijn dat de corporatiesector al met een schuin oog kijkt naar de verhuurdersheffing.
4. Miljoen woningen worden verplicht geïsoleerd
De Rijksoverheid wil tot een nieuwe ‘standaard’ kwaliteit voor alle bestaande woningen komen. Daartoe worden zeven miljoen woningen verplicht geïsoleerd. Deze standaard is noodzakelijk om opschaling van de verduurzaming van woningen handen en voeten te geven en te komen tot effectievere financiering. Banken willen immers weten wat voor ‘onderpand’ ze krijgen bij het lenen van geld.
Vanuit de gemeente Rotterdam heb ik een jaar geleden al een onderzoek opgezet dat keek naar de mogelijke minimale kwaliteitseisen per type woning. In dit artikel is daar meer over te lezen. De landelijke norm wordt op dit moment onderzocht aan de hand van zestien woningtypen waar rekening gehouden wordt met het type woningen, het bouwjaar en de verschillende verduurzamingsstrategieën.
Ik verwacht op dit punt echter nog een flinke strijd. De norm zal op termijn verplicht worden voor de verhuursector en spreekt automatisch flinke verwachtingen uit over de woningvoorraad. Bovendien heb ik begrepen dat er geen rekening wordt gehouden met het type warmtebron en de temperatuur. Alle RES’sen en gemeenten die zich rijk rekenen met hoge temperatuur warmte en daardoor ‘minder hoeven te isoleren’, jullie zijn gewaarschuwd. De huidige nieuwbouwnormen kunnen zomaar als ondergrens gebruikt worden voor de gehele woningvoorraad. Dit zou een bom leggen onder een hoop verduurzamingsplannen en heeft kapitaalvernietiging tot gevolg.
5. Verenigingen van Eigenaren (VvE’s) zijn de grote vergeten groep
Als ik zoek in het Klimaatakkoord naar maatregelen en projecten met VvE’s krijg ik weinig nieuwe informatie. VvE’s mogen ook meedoen in het warmtefonds en de mogelijkheden voor financiering van kleinere VvE’s (6-10 appartementen) worden onderzocht. Dat klinkt allemaal mooi, maar VvE’s zijn niet dezelfde diersoort als de individuele particulier. VvE’s zijn verenigingen waar soms woningcorporaties maar ook beleggers in vertegenwoordigd zijn. Het zijn uiteindelijk niet de particulieren die beslissen, maar het zijn de verenigingen en dit geeft een heel andere dynamiek.
Steden als Rotterdam, Amsterdam, Den Haag en Utrecht zijn typische VvE-steden. In deze steden kan je beter stoppen met de energietransitie als je geen antwoorden hebt op de vragen die deze verenigingen hebben. Bovendien speelt er hele andere problematiek: versnipperd eigendom. In een bouwblok van 40 woningen zitten bijvoorbeeld 8 VvE’s. Het is dit versnipperd eigendom en de bijbehorende beslissingsbevoegdheid die zaken als ‘aardgasvrij’ nagenoeg onmogelijk maken.
Als ik een oproep zou mogen doen tot een aanvulling in het Klimaatakkoord, zou het zijn dat we meer aandacht moeten hebben voor de kleinere VvE’s (<6 appartementen), de noodzaak deze kleinere verenigingen te bundelen tot logische verenigingen op bouwblok en betere samenwerking met de beheerders van deze clubs. Steden als Rotterdam experimenteren met dergelijke ‘koepel-VvE’s’
Conclusies en nabranders
Terwijl ik dit stuk schrijf, is het buiten 32 graden. Ik besef me maar al te goed dat dit Klimaatakkoord voor veel mensen het laatste is waar ze aan denken. Terecht, denk ik ook. Als ik me moet bemoeien met alle zaken die in onze maatschappij rondzingen, hou ik al helemaal geen zaterdagen meer over. Voor veel mensen is dit nieuwe informatie waarmee ze geconfronteerd worden als de gemeente bijvoorbeeld aan een wijkaanpak begint, de corporatie renoveert of de energierekening op de mat valt. Dit stukje inlevingsvermogen is bij de vervolgstappen van het Klimaatakkoord misschien nog wel het allerbelangrijkst.
Bron: https://www.stadszaken.nl/klimaat/energie/2242/de-5-opvallendste-punten-in-het-klimaatakkoord-voor-de-gebouwde-omgeving